Copyright Featured Image and Page Header Image: Famous Players-Lasky Corporation.
De vlucht in fantasie
In Neverland is alles allemaal één groot spel, met aanstekelijk plezier gespeeld. Vertederend voor volwassenen, herkenbaar voor iedereen die jong van geest is.
Peter Pan (Herbert Brenon, 1924) is beroemd Brits cultuurgoed, dat begon als het kinderboek van J.M. Barrie, door hem zelf bewerkt tot een toneelstuk in de traditie van de ‘pantomime’, een mengsel van vrolijke satire en ongeremde verbeelding. Het historische achtergrondverhaal rondom het ontstaan van het kinderboek en het toneelstuk is het onderwerp van de speelfilm FINDING NEVERLAND (2004). De zwijgende film van 1924 is de eerste Hollywood verfilming van Peter Pan, later gevolgd door onder andere een animatieversie van Disney (1953), de bewerking door Steven Spielberg (HOOK, 1991) en nog een verfilming in 2003.
Het basisgegeven is bekend: kleine kinderen ontvluchten hun huis, verplaatsen zich naar een fantasieland (in dit geval Neverland) en keren gelouterd terug. Dit stramien is onder andere ook zichtbaar in THE WIZZARD OF OZ (boek: L. Frank Baum, verfilmd in 1939) of in WHERE THE WILD THINGS ARE (boek: Maurice Sendak, verfilmd in 2009).
Peter Pan bevat alle noodzakelijke ingrediënten: een lieve, bezorgde, jonge moeder en een afstandelijke, lichtelijk emotiegestoorde, oudere vader. De kinderlijke fantasie begint meteen al bij de uitbeelding van het gezinsleven: een grote hond regelt de logistiek van de kinderkamer, omdat geen normaal kindermeisje het kon volhouden in dit huishouden. Het is een veilig nest, een beetje excentriek maar toch te saai en te geborgen voor met name de oudste dochter des huizes, Wendy. Ook de twee jongste zoontjes hebben wel zin in een verzetje. En hopla: daar komt Peter Pan door het openstaande raam gevlogen, het sierlijke jongetje dat niet volwassen wil worden. Aan zijn zijde vliegt het elfje Tinkerbell, een mini-meisje dat licht geeft. Dit tweetal weet de kinderen te bewegen mee te vliegen naar Neverland, waar mooie zeemeerminnen liggen te zonnebaden op het strand en waar vriendelijke Indianen door het bos lopen, inclusief het Indianenmeisje Tiger Lily dat roemloos verdwijnt in de plot. Ook de krokodil schuifelt een beetje verloren rond en maakt een tamelijk aaibare indruk.
In Neverland fladderen talloze elfjes rond, maar hun lot is onzeker: ze zijn een uitstervend ras omdat kinderen niet meer in hun bestaan geloven. Tinkerbell blijkt overigens bijzonder vatbaar te zijn voor jaloerse gevoelens, en laat dan meteen haar minder mooie kant zien. Niet alles is dus honderd procent koek en ei in Neverland, maar gelukkig kun je wel gezellig met de hele groep Lost Boys slapen in je eigen ondergronds boomhol. Dan zijn er nog de groep ironisch-boze boeven in de vorm van zeerovers, onder leiding van kapitein Haak. Boys will be boys, dus dat wordt vechten. Peter Pan moet het in zijn eentje opnemen tegen de rest.
Regisseur Herbert Brenon bracht enkele Amerikaanse elementen in het Britse origineel, zo wordt bijvoorbeeld nadat de piraten verslagen zijn de Amerikaanse vlag gehesen op het schip en de moeder van de kinderen troost zich in de huiskamer met de vertolking van ‘Home Sweet Home’ op de piano. Herbert Brenon maakte een jaar later de film A KISS FOR CINDERELLA (1925), ook gebaseerd op een kinderboek van J.M. Berrie en opnieuw met Betty Bronson in de hoofdrol. Zij vertolkt ook de rol van 16-jarige dochter in de vrolijke zedenkomedie ARE PARENTS PEOPLE? (Malcolm St. Clair, 1925).
Natuurlijk gaat ook Peter Pan over de griezelige stap naar volwassenheid, waar kusjes geven niet meer onschuldig is en er zoiets raadselachtig bestaat als verliefdheid en seksualiteit. Kleine jongens moeten groot worden, maar dat maken we niet mee in deze film. Het tienermeisje Wendy blijft dus met een onvervuld verlangen zitten. Er komt aan het eind wel een fijne gezinsvereniging, een happy end waarbij de hele rij Lost Boys meteen ook geadopteerd worden.
De herontdekking
De zwijgende filmversie van Peter Pan is veelvuldig en met groot succes vertoond, een gekoesterde jeugdherinnering van vele generaties. Toch was lange tijd geen goede kopie beschikbaar. Pas in de jaren negentig vond James Card, archivaris bij het Georg Eastman House, een kopie in goede staat. David Pierce had de leiding over de conservering, componist Philip C Carli maakte een orkest score. De restauratie werd in april 2001 gepresenteerd en ook op dvd beschikbaar gesteld.
Lees de mooie herinnering aan deze restauratie: James Card, ‘Rescuing Peter Pan from the Phantom of the Eastman Theatre’, in: ibidem, Seductive Cinema: The Art of Silent Film, Minneapolis: University of Minnesota Press, 1994, pp. 81-98.
Documentatie
Peter Pan – VS 1924, 105 min. Productie: Famous Players-Lasky. Distributie: Paramount Pictures. Regie: Herbert Brenon. Camera: James Wong Howe.Met: Betty Bronson (Peter Pan), Ernest Torrence (Captain Hook), Mary Brian (Wendy), Virginia Browne Faire (Tinker Bell), Anna May Wong (Tiger Lily).
Regisseur Herbert Brenon beheerste vele genres, hij regisseerde in 1923 The Spanish Dancer,met Pola Negri als zigeunerdanseres aan het hof van Filips IV van Spanje.
Essays:
-
Franklin, Joe (1959) ‘Peter Pan, 1924’, in: ibidem, Classics of the Silent Screen: A Pictoral Treasury. New York: The Citadell Press, pp. 61-63.
-
Cherchi Usai, Paolo (1993) Peter Pan (Herbert Brenon, 1924), in: Kroniek van de stille film, no. 17. Brussel: Koninklijk Filmarchief.
-
http://www.moviediva.com/MD_root/reviewpages/MDPeterPan.htm
-
http://silent-volume.blogspot.com/2010/10/peter-pan-1924.html
-
http://www.silentfilm.org/archive/peter-pan
-
dvd review of Gary Johnson (February 2004), URL: http://www.imagesjournal.com/issue09/reviews/kinosilent.
Vertoningen in Nederland
-
Chassé Cinema, 23 februari 2012. Live begeleid door componist Kevin Toma en verteller Daan van Dijsseldonk. Een aanstekelijke voorstelling, geschikt voor kinderen en voor iedereen die openstaat voor kinderlijke fantasie. Hernomen in onder andere Lantarenvenster, 25 oktober 2012.
Lees de column van Kevin Toma, in De Gelderlander (5 januari 2012)
“Veel hedendaagse animatiefilms zijn eigenlijk twee films tegelijk: eentje voor de jonge toeschouwers, en eentje voor hun volwassen begeleiders. Het avontuurlijke, direct toegankelijke verhaaltje wordt versierd met allerlei filmverwijzingen, dubbele bodems en ironische grapjes die de kleine kijker onmogelijk kan vatten, maar die films als Shrek (2001) in volwassen ogen een stuk aantrekkelijker maken.
Momenteel verzorg ik in Brabant voorstellingen rond Peter Pan (1924), en met die allereerste filmbewerking van J.M. Barrie’s toneelstuk doen verteller Daan van Dijsseldonk en ik eigenlijk precies hetzelfde: we maken er een film van voor kinderen èn volwassenen. Peter Pan richt zich natuurlijk sowieso op alle leeftijden, met het jongetje dat niet wil opgroeien als hoofdpersonage; je wordt door dat gegeven uitgenodigd om weer kinderlijk naar de wereld te kijken, liefst zo naïef en open mogelijk – ook wanneer je al dertig of zestig bent. Herbert Brenons film laat aan de eerste scène een tekst voorafgaan, die expliciet adviseert om nep-baarden en kostuums toch vooral als echte baarden en kleren te zien; om de sprookjeswereld die zich zal ontvouwen, te accepteren als iets werkelijks. Dat voorschrift zal aan alle jeugdige toeschouwers voorbijgaan, hoe mooi Daan van Dijsseldonk het in onze voorstelling ook naar Nederlands vertaalt. Kinderen hebben zo’n advies ook helemaal niet nodig. Het is dan ook in de eerste plaats een kijkwijzer voor volwassenen.
Dat deze klassieke Peter Pan bij ons uit twee parallel lopende films bestaat, hopen Daan en ik te bereiken met onze behandeling van de tussentitels. Zoals in elke film uit de zwijgende periode wordt de dialoog tussen de beelden door in tekstblokken gepresenteerd. Een aantal van die Engelse tussentitels hebben we onvertaald gelaten; zodat alleen volwassenen en kinderen die Engels kunnen lezen, weten wat er staat. In de film wordt het meisje Wendy door Peter verleid om moeder van de Lost Boys te worden; het vrouwbeeld dat Wendy krijgt aangemeten, is zo ouderwets dat we er kinderen van nu niet mee lastig willen vallen. Dus houdt Daan zijn mond zodra er weer iets over sokken stoppen wordt gezegd, of wanneer Peter net doet alsof hij de vader des huizes is die vanuit de leunstoel toekijkt hoe moeder de vrouw haar kroost verzorgt.
Het is een uitdaging om er op die manier een meer gelaagde voorstelling van te maken. Maar het mooiste blijven toch de momenten waarop kinderen en volwassenen één hecht publiek vormen. Zoals in de scène waar elfje Tinkerbell dreigt te sterven en Peter direct de hulp van de toeschouwer inschakelt. ‘Als jullie in elfjes geloven, klap dan zo hard als je kunt!’ roept hij met Daans stem naar de zaal, terwijl actrice Betty Bronson (Peter Pan werd traditioneel door een vrouw gespeeld) iedereen in vol close up aankijkt. Reken maar dat er dan flink geklapt wordt, door jong en oud, tot het licht van Tinkerbell weer begint te branden en het verhaal verder kan. Fantastisch, en uiterst ongewoon, een film die om een applaus voor zichzelf vraagt. Maar dat is dan weer typisch zoiets wat je alleen als volwassene denkt.” Bron: http://geniet.gelderlander.nl/film/column/parallel-lopende-films
Zwijgende films in kindervoorstellingen
Theatrale filmconcerten van Yvo Verschoor (piano) en Anton Groothuis (verteller):
-
‘Rin Tin Tin, de wolfshond’ (seizoen 1995-1996 en verder). Gebaseerd op Where the North Begins (1923), met actrice Claire Adams.
-
‘Bébé schrijft een opstel’ (1996). Gebaseerd op Franse films rondom de deugniet Bébé.
-
‘Opa Pathé vertelt’ (seizoen 2005-2006 en verder).
-
‘The Night Cry’ (seizoen 2006-2007, met latere hernemingen in een succesvolle tournee, waaronder Oerol 2008), gebaseerd op The Night Cry (1926).
En ook:
-
‘Oscar de Olifant’ (Yvo Verschoor & Berry Eggink, 1997). Gebaseerd op The soul of the beast (1924).
-
‘Het mysterie van de zuidpool’ (regie: Frank Roumen 1998, hernomen in 2005). Gebaseerd op South (1919) en de found footage filmbewerking hiervan door Peter Delpeut: The forbidden quest (1992).
-
Frank Roumen maakte daarna onder andere ook de voorstelling ‘Vliegenier junior & de Lindberghvlucht’ (1999).