Skip to main content
Featured Image and Page Header Image: Collection Eye Filmmuseum, Amsterdam. Copyright: Les Films DH.

Gastauteurs: Céline Linssen (Skrien)

en Jos van der Burg (Het Parool)

De venijnige kracht van de liefde

 

Filmrecensie van Céline Linssen: ‘La Belle dame sans merci. De venijnige kracht van de liefde’, in: Skrien 212 (feb-maart 1997) p. 32-33. Hier met toestemming van de auteur digitaal gepubliceerd.

“Germaine Dulac, een van de vroegste vrouwelijke cineastes, is voornamelijk bekend geworden – en gebleven – door enkele van haar avant-garde films: La souriante madame Beudet (1923) en La coquille et le clergyman (1927, naar een scenario van Antonin Artaud). Dat ze ook ‘commerciële’ films maakte, zoals La belle dame sans merci (1920), is iets dat in de literatuur veel minder aandacht heeft gekregen. Ten onrechte.

De Nederlandse titel waaronder la belle dame sans mercidecennialang in een kelder in Appelscha verborgen heeft gelegen, tekent beter dan de originele Franse titel waar het in deze vroege film van Germaine Dulac om draait: de wraak eener vrouw. Op de keper beschouwd is Lola de Sandoval, de vrouwelijke hoofdpersoon van de film, helemaal geen ‘schoone zonder genade’ (zoals de titel destijds ook wel werd vertaald). Lola is namelijk niet genadeloos van geboorte, ze is het geworden: door een man die de genadeloosheid opbracht haar in de steek te laten. Daarom neemt ze wraak, deze vrouw, niet eens zozeer als Lola, maar als een vrouw die staat voor zovele andere vrouwen die houden van de verkeerde man.

Germaine Dulac heeft dit verhaal bijna schematisch in beeld gebracht, eerder aan de hand van types dan van personages. Zo zien we in deze film ‘de charmeur’ verschijnen, ‘de bedrogen echtgenote’, ‘de huisvriend’ en natuurlijk ‘de genadeloze schone’ – want zo wordt Lola aanvankelijk wel degelijk geïntroduceerd. Er is hierover zelfs geen misverstand mogelijk; al in een van de eerste tussentitels wordt gemeld wat een vrouw als Lola denkt over de vele mannen die haar aanbidden: ‘Het hart van een man… een bloem die je verfrommelt en wegwerpt.’ Direct daarop krijgen we Lola in beeld: peinzend pakt ze een bloem, verfrommelt die en gooit hem op de grond.

Even snel – en even schematisch – komen we terecht bij de oorzaak van Lola’s gedrag. Zijn naam is Guy d’Amaury, zo lezen we onderaan een brief die hij Lola stuurt. Of ze soms zo wreed geworden is omdat hij haar ooit verlaten heeft, vraagt hij. En of ze elkaar die avond opnieuw kunnen ontmoeten. Zo geschiedt, en van het een komt het ander. Maar de geschiedenis zal zich niet herhalen, als het aan Lola ligt. Dus laat ze, op een uitgekiend ogenblik, haar zakdoek vallen, vlak voor de neus van de zoon van D’Amaury, die inmiddels de leeftijd heeft bereikt waarop een mens verliefd wordt. Zoonlief brengt het intieme kleinood naar zijn neus, en staat meteen in vuur en vlam. Totdat hij ontdekt dat ook zijn vader… Hij bezorgt zichzelf een pistool.

Je kunt niet zeggen dat Germaine Dulac niet geïnteresseerd is geweest in het verhaal dat ze vertelde – daarvoor is het een te mooi verhaal, dat bovendien met zichtbaar genoegen in beeld is gebracht. Maar je kunt wel zeggen dat het niet het verloop is van het verhaal dat Dulac interesseerde, maar de afzonderlijke ‘statiën’ ervan: rustplaatsen waar het verhaal als het ware wordt uitgerekt, waar uitgebreid wordt stilgestaan bij het lijden of de melancholie van een personage. Momenten waarop het verhaal nóg eens wordt verteld, vaak vanuit een net iets andere invalshoek, of door een andere ‘stem’.

Ergens halverwege de film zitten Lola en Guy d’Amaury genoeglijk te ontbijten, de zon schijnt, de tafel is rijkelijk gedekt. Shotwisseling naar de echtgenote van D’Amaury, die thuis alleen aan de ontbijttafel zit. De situatie is duidelijk. Maar daarmee neemt Dulac geen genoegen. Je moet het ook voelen. Dus verschijnt er een tussentitel: ‘Alleen…’ Dat is nog niet genoeg. We krijgen een lege stoel te zien achter een onaangeroerd bord: daar had de echtgenoot behoren te zitten. En dan nóg een lege zitplaats, nu die van de zoon, want deze knaap is, zo zien we in een volgende parallelmontage, met zijn autootje door de velden aan het rijden om een boeketje bloemen voor Lola bijeen te zoeken (‘Over ‘s heren wegen met bloemen voor Lola’, preciseert de tussentitel). Terug naar de bedrogen echtgenote, die ontzield voor zich uitstaart. En opnieuw een titelkaart waarin nauwgezet wordt geformuleerd wat haar gevoelens zijn: ‘De een, die haar niet beminde, had haar van de liefde beroofd; de ander zou haar op een dag verlaten. Wat was het doel in haar leven?’

Het is niet alleen de bijna schaamteloze herhaling en uitrekking die dit stukje film tot zuivere poëzie maakt, los van het op zichzelf al schitterende proza van de titels, maar ook de toon van de ‘stem’ van degene die het verhaal vertelt. De hele parallelmontage laat zien dat hier iemand aan het woord is die de tijd wil nemen voor zijn personages, waarbij het een ronduit prachtige vondst is om de laatste tussentitel in de verleden tijd te stellen (de onvoltooid verleden, de voltooid verleden en de onvoltooid verleden toekomende tijd, om precies te zijn). Dezelfde zinnen in een tegenwoordige tijd (‘bemint’, ‘heeft beroofd’, ‘zal verlaten’, ‘wat is het doel’) zouden de verteller veel dichter bovenop het personage en haar situatie hebben gedrukt; gesteld in de verleden tijd ontstaat er een afstand tussen vertellersstem en personage die een vorm van mededogen, van een bijna ouderlijke zorgzaamheid met zich meebrengt. We zien het verhaal, we zien het nog eens, en we horen (lezen) iemand datzelfde verhaal vertellen: Dulac kan er – terecht – geen genoeg van krijgen.

Precies in dit spel van herhaling en uitrekking en in de afwisseling van diverse soorten vertellersstemmen, voegt zich naadloos de muziek die momenteel [winter 1996] bij de vertoning van La belle dame sans merci ten gehore wordt gebracht (samengesteld door Maud Nelissen en Frank Mol, en uitgevoerd door Maud Nelissen op piano, bariton Willem Korteling en sopraan Wynanda Zeevaarder). Want ook de muziek brengt verdubbelingen (of verdrie- of verviervoudigingen) aan op momenten die het waard zijn om bij stil te staan, momenten waarop je graag talmt alvorens verder te gaan. Heel letterlijk gebeurt dat in de scène waarin Lola een haar aanvankelijk onwelgezind publiek voor zich wint door tijdens een liefdadigheidsvoorstelling ten behoeve van ‘de armen’ een gedicht van Heinrich Heine voor te lezen. In beeld zien we Lola declameren, zwijgend; op de titelkaarten kunnen we het voorgedragen gedicht lezen, in het Frans; en voor het doek draagt Wynanda Zeevaarder hetzelfde gedicht voor – in het Duits. Van alle kanten komt Heine’s ‘Ich hab’ im Traum geweinet’ op je af (terwijl in beeld Guy d’Amaury een onverwachte entree maakt), steeds in een net iets andere toonaard, als in een perfecte meerstemmige harmonie.

Het is bewonderenswaardig hoe goed de gekozen muziek – voor het merendeel Franse liederen en pianostukken uit de decennia rond de vorige eeuwwisseling – past in het stramien van gevarieerde herhaling en vertraging waarop la belle dame sans mercigestoeld is. Soms zijn de liederen voornamelijk van illustratieve aard, zoals bij het vrolijke openingslied ‘Voyage à Paris’ van Francis Poulenc dat de uitbundig decadente beelden van het Parijse theaterleven in het begin van deze eeuw begeleidt, of zoals ‘Quelle Aventure’, eveneens van Poulenc, dat met zijn grappige uithalen en gilletjes vorm geeft aan de roddels die een hele dorpsgemeenschap over Lola uitstort. Andere keren wordt in de muziek, net als bij de Heine-scène, juist de kleine afwijking binnen de verdubbeling benadrukt. De mooiste scènes wat dat betreft zijn die waarin de personages in beeld zwijgen, peinzen, staren, en er voor het doek plotseling een stem opklinkt die hun onbewuste gedachten, geheime verlangens of al te pijnlijke herinneringen lijkt uit te spreken. Beeld, tussentitels en muziek werken zo eendrachtig samen aan het creëren van een kluwen, een woekering van emoties, die worden voortgestuwd door de vaak zo venijnige kracht van de liefde.

Wat begon als wraak, blijkt tegen het slot van de film om te keren in een lotsverbondenheid van twee vrouwen die beiden houden van de verkeerde man. De bedrogen echtgenote spreekt haar bewondering voor Lola uit; Lola somt op haar beurt al het leed op dat een vrouw die liefheeft ondervindt. ‘En toch’, besluit ze haar lange monoloog, ‘de liefde bestaat.’ En daar gaat ze weer, een vrouw als Lola, op zoek naar de volgende verkeerde man.”

Met toestemming van de auteur hier digitaal gepubliceerd: Céline Linssen, ‘La Belle dame sans merci. De venijnige kracht van de liefde’, in: Skrien 212 (feb-maart 1997) p. 32-33.

 

‘De wraak eener vrouw’

Filmrecensie van Jos van der Burg: ‘De wraak eener vrouw’, in: Het Parool, 13 februari 1997. Hier met toestemming van de auteur digitaal gepubliceerd.

“Het leuke van een overvol, nog niet volledig in kaart gebracht filmarchief is dat er nog wel eens ontdekkingen worden gedaan. Soms betreft het vondsten van hooguit nationale betekenis, maar de ontdekking enige tijd geleden in het Nederlands Filmmuseum van Germaine DulacsLa belle dame sans merci (‘De wraak eener vrouw’) zorgde voor opwinding in de internationale filmhistorische wereld.

Niet alleen heeft Germaine Dulac (1882-1942) als avantgardistische en feministische filmmaker uit de jaren twintig een stevige reputatie, ook werd haar vroege, uit 1920 stammende film verloren gewaand. Na restauratie is La belle dame sans merci nu te zien in het programma Germaine Dulac: suffragette en avantgardiste.

Voor wie van Dulac alleen abstracte filmexperimenten kent, zoals het bekende La coquille et le clergyman, zal La belle dame sans merci een grote verrassing zijn. De film verhaalt over een femme fatale die op meedogenloze wijze wraak neemt op haar ex-minnaar, die weer naar haar hand begint te dingen. Ogenschijnlijk beantwoordt zij zijn weer opbloeiende liefdesgevoelens, maar in werkelijkheid speelt zij een doortrapt spel met hem en zijn eveneens op haar verliefde volwassen zoon, die zij tot zelfmoord drijft.

Jawel, een melodrama, maar wel een waarin de strijd tussen de seksen ontaardt in een full scale war, die pas eindigt als de tegenstander diep in het stof bijt. Het cynisme van de personages (“Ik ben je al vergeten voordat je je sigaret hebt opgerookt”), hun zelfzuchtige handelen, het vrouwelijke perspectief en de structuur van de film, die is doorsneden met poëtische droomsequenties, maken La belle dame sans merci tot een zeer moderne, radicale en feministische film, waartegen een film als Jane Campions The Portrait of a Lady maar bleekjes afsteekt.

De film wordt prachtig begeleid door pianist Maud Nelissen, sopraan Wynanda Zeevaarder en bariton Willem Korteling, die lyrische liederen van onder meer Debussy, Poulenc en Fauré ten gehore brengen.”

Documentatie

Met dank aan Céline Linssen en Jos van der Burg voor het genereus ter beschikking stellen van hun teksten. Foto: Collectie Eye Filmmuseum.
La belle dame sans merci – Frankrijk, 1920, 90 min. (18 b/s) zwart-wit, getint. Regie en scenario: Germaine Dulac. Productie: Les Films DH. Camera: Jacques Olivier. Met: Tania Daleyme, Jean Toulout, Denise Lorys, Pierre Marey, Jean Tarride, Yolande Hille. Zie ook http://mubi.com/cast_members/69611
Synopsis:
Actrice Lola de Sandoval neemt wraak op graaf Guy d’Amaury, die haar als meisje in de steek had gelaten. Ze laat zowel de graaf als diens zoon wanhopig verliefd op haar worden en zorgt ervoor dat de gravin met haar minnaar naar verre oorden wil vertrekken. Als iedereen zijn les geleerd heeft, keren de oude verhoudingen terug. Lola blijft alleen achter.
Filmkopie
Nederlandse titel: De Wraak eener vrouw. Nederlandse distributeur: L. De Regt (Leiden). Zie: Kunst en Amusement jrg 3, nr. 30 (28 juli 1922). Het filmarchief van Eye Filmmuseum beschikt over een nitraatkopie (1740 meter), een archiefkopie (volbeeld, internegatief, 1771 meter) en een projectiekopie (volbeeld, circa 1801 meter). De oorspronkelijke kopie was iets langer (1935 meter).
Vertoningen
De vertoningen van La belle dame sans merci met muzikale begeleiding door Maud Nelissen op piano, bariton Willem Korteling en sopraan Wynanda Zeevaarder (samenstelling Maud Nelissen en Frank Mol) vonden plaats in de winter van 1996 tijdens het 25eInternational Film Festival Rotterdam en in februari 1997 in het Nederlands Filmmuseum, in het kader van ‘Silent Treasures’ en het retrospectief “Germain Dulac: suffragette en avantgardiste”. Verder vertoond op 18 januari 1998, in het kader van Nostalgie in Tuschinski. En in 2003 in Groningen, in het kader van de tentoonstelling ‘Fatale Vrouwen 1860-1910’ in het Groninger Museum. Bron: database Eye Filmmuseum.
Documentatie over Germaine Dulac
Overige films van Dulac (selectie)
  • La cigarette (1919)
  • La souriante Madame Beudet (1922) – collectie Eye
  • L’invitation au voyage, 1927) – collectie Eye
  • La coquille et le clergyman (1927) – collectie Eye
Films online