Copyright Featured Image and Page Header Image: First Floor Features.
De tekst is een bewerking van mijn eerder gepubliceerd Engelstalig essay: ‘Character (Karakter, 1997)’, in: Mathijs, Ernest (ed.), The cinema of the Low Countries, London/New York: Wall Flower Press, 2004, blz. 223-230.
Een klinkend succes, een kink in de kabel en een prachtige restauratie
Bij de Nederlandse première van KARAKTER (Mike van Diem, 1997) werd de film door de meeste Nederlandse filmrecensenten juichend ontvangen. In april 1997 verschenen in alle Nederlandse dagbladen en weekbladen lange recensies, met veelal positieve oordelen. De gezaghebbende filmcriticus Hans Beerekamp in het dagblad NRC/Handelsblad was een van de weinige uitzonderingen. Zijn voornaamste bezwaar was dat KARAKTER te zwaar aangezet effectbejag uitstraalt. Het Nederlandse bioscooppubliek liet zich niet afschrikken: Na ALL STARS (Jean van de Velde) was KARAKTER met 133. 915 bezoekers de best bezochte Nederlandse film van 1997. De film werd uitgebracht met zeventien kopieën en draaide vervolgens maandenlang onafgebroken in de filmtheaters.
KARAKTER werd na de Nederlandse première vertoond op het Internationale Filmfestival van Cannes, werd vervolgens in september 1997 op het Nederlands Filmfestival bekroond met het Gouden Kalf voor Beste Film en tenslotte triomfantelijk genoeg bekroond met de Oscar voor Beste Buitenlandse Film. In Amerika ging CHARACTER in maart 1998 in zes theaters in première, met een gezamenlijke recette van 37.268 dollar. Ook de internationale vakpers reageerde met veelal positieve recensies, waaruit lovende citaten te distilleren zouden zijn die uitermate geschikt zouden zijn voor blurbs op de dvd-hoes of op het filmaffiche:
- “CHARACTER is a Dutch film like Hollywood doesn’t make ‘em anymore (-) … deft style and storytelling skill on display (-) …brisk pace…” (Screen International, nr. 1148, 6 march 1998, p. 27).
- “A lushly mounted historical drama (-), CHARACTER boasts a rich evocation of 1920s Holland, solid thesping and assured, dynamic handling by debuting helmer Mike van Diem” (Variety, vol. 367, nr. 4, 26 may 1997, p. 68).
KARAKTER werd uitgebracht op video en DVD en werd door de NPS in een iets langere tv-versie in drie delen uitgezonden. Mike van Diem monteerde de film opnieuw en voegde er een scène aan toe die in de film was gesneuveld. Een soortgelijke procedure was ook gevolgd bij de film DAENS (Stijn Coninx) die werd bewerkt tot een vierdelige tv-serie voor de BRTN, de Vlaamse publieke omroep.
Zeven jaar na de première komt er een kink in de kabel. De succesvolle productiemaatschappij First Floor Features ging in 2004 failliet (zie bijlage). Resultaat was dat vanaf 2004 de vertoningsrechten van alle films van deze producent geblokkeerd waren. Ook KARAKTER (Mike van Diem, 1997) behoorde tot dit pakket, met als consequentie dat deze film niet meer in de filmzalen vertoond kon worden (de DVD was nog wel in omloop). In 2020 volgde de 4K-restauratie van de film en keerde KARAKTER terug op het grote doek.
Flash-back naar het ontstaan van Karakter (1997)
Mike van Diem (1959) begon in Utrecht een studie Nederlands, maar had voornamelijk interesse in films. Hij stapte over naar de Nederlandse Film en Tv-academie. Jaargenoot-cameraman Rogier Stoffers had dezelfde overstap gemaakt. Samen maakten ze de succesvolle eindexamenfilm ALASKA, die bekroond werd op het Nederlands Filmfestival 1990 en de Oscar voor Beste Studentenfilm 1991 verwierf. Direct na zijn afstuderen kon Van Diem doorschuiven naar een vaste baan: de productiemaatschappij First Floor Features van Laurens Geels en Dick Maas was op zoek naar talent en na het commerciële succes van publieksfilms als FLODDER (Dick Maas, 1986) en AMSTERDAMNED (Dick Maas, 1987) had men het geld om mensen in dienst te nemen. Binnen First Floor Features had men ook oog voor ongewoon filmtalent, zoals bleek uit de productie van DE NOORDELINGEN (Alex van Warmerdam, 1992). Van Diem ontwikkelde voor First Floor Features diverse scenario’s, met als grootste troef het Hollywoodproject ACROSS THE STREET waar hij drie jaar aan werkte. Het leverde hem een leerzaam verblijf in Los Angelos op, maar het project kwam niet van de grond . Hij was tussendoor regieassistent bij de Nederlandse speelfilm MY BLUE HEAVEN (Ronald Beer, 1990) en regisseerde ook acht afleveringen van de tv-dramaserie PLEIDOOI, dat zich afspeelt in het hedendaags milieu van de advocatuur. Hierbij werkte Van Diem opnieuw samen met cameraman Rogier Stoffers.
Van Diem was vastbesloten te debuteren met een grootschalige publieksfilm, in plaats van te kiezen voor de meer gangbare debuutroute van low budget-producties. Hij stelde zich zelfverzekerd op en mikte met zijn debuutfilm meteen hoog: KARAKTER moest een spannende, populaire film worden, een spraakmakende bijdrage aan de Nederlandse filmproductie.
Producent en co-scenarist Laurens Geels nam het initiatief tot het verfilmen van de roman Karakter. Het werd een grootschalige en ambitieus project, een coproductie met België, met een groot budget van rond zeven miljoen gulden (circa 3, 7 miljoen euro of 4,5 miljoen dollar), ongewoon veel locatie-opnamen in onder andere Duitsland (Hamburg), Polen (Wroclaw), Vlaanderen (Antwerpen, Gent) en Nederland (Den Haag) en een ongewone lange opnameperiode van 71 dagen (zomer en najaar 1996).
Behalve de regisseur waren in de crew meer debutanten op te merken. Zo was KARAKTER voor cameraman Rogier Stoffers zijn speelfilmdebuut, daarna was hij betrokken bij diverse Nederlandse films (onder andere UNTER DEN PALMEN van Miriam Kruishoop, 1999) en maakte hij internationaal carrière als ‘director of photography’ waarbij hij samenwerkte met onder andere Philip Kaufman (QUILS, 2000), Nick Cassavetes (JOHN Q, 2002) en Michael Apted (ENOUGH, 2002). Ook editor Jessica de Koning, het componistenteam “Het Paleis van Boem” en de geluidsontwerper Peter Warnier waren debutanten.
Ook titelrolvertolker Fedja van Huêt (1973) maakte zijn speelfilmdebuut in KARAKTER. Hij vervulde als tiener een bijrol in TERUG NAAR OEGSTGEEST (Theo van Gogh, 1987) en had later een bijrol als agent in ADVOCAAT VAN DE HANEN (Gerrit van Elst, 1996). Fedja van Huêt is verbonden aan toneelgroep Hollandia en is daarnaast een veelgevraagd filmacteur. Zo had hij sterk verschillende dragende hoofdrollen als bijvoorbeeld een romantische, wilde jongen in de provincie in WILDE MOSSELS (Erik de Bruyn, 2000) of als een sullige aardrijkskundeleraar in DE GROT (Martin Koolhoven, 2001). In KARAKTER heeft hij de moeilijke taak een jongeman te spelen die in korte tijd een sterke karakterontwikkeling doormaakt zonder dat hij zijn emoties wil tonen. Zijn personage is de sleutelfiguur van de film. In het vormgeven van zijn rol had hij steun aan de diverse confrontatiescènes, in de eerste plaats met de dreigende figuur van Dreverhaven, vertolkt door Jan Decleir, maar ook met de zwijgende moederfiguur, vertolkt door Betty Schuurman. Het meest dankbaar voor de uitbeelding van het karakter van Katadreuffe waren natuurlijk de scènes met juffrouw Te George.
Jan Decleir (1946) is te omschrijven als een Vlaams variant op Gerard Depardieu, een acteur die vaak imposante mannen speelt van het type ruwe bolster, blanke pit. In de jaren zeventig kreeg hij in Nederland landelijke bekendheid door de televisieserie SIL DE STRANDJUTTER, maar theaterbezoekers kenden hem al als onderdeel van het spelerscollectief Internationale Nieuwe Scène, dat kritisch politiek toneel bracht in de Comedia del’Arte sfeer. Zijn eerste grote filmsucces boekte Decleir met MIRA (Fons Rademakers, 1971), dat ook de doorbraak vormde voor co-star Willeke van Ammelrooy. Veertien jaar later stonden ze opnieuw samen in een film: ANTONIA (Marleen Gorris, 1995, in dat jaar bekroond met de Oscar voor de Beste Buitenlandse Film). KARAKTER was bedoeld als het Nederlandse antwoord op de Vlaamse publieksfilm DAENS (Stijn Coninx, 1992), waarin Jan Decleir de titelrol vertolkt. Jan Decleir is ook een veelgevraagd theateracteur. In KARAKTER was Jan Decleir gedwongen zijn meer duistere kanten te tonen: zijn personage Dreverhaven is een dreigende verschijning, een man van mythische afmetingen.
Betty Schuurman is een theateractrice, die slechts mondjesmaat in films optreed. Haar filmdebuut maakte ze in DE SCHADUWLOPERS (Peter Dop, 1995), verder is ze te zien in onder andere LASTPAK (Frans van der Staak, 2001). In KARAKTER heeft ze slechts enkele regels tekst. Ze slaagt er in een onvergetelijke indruk te maken als de zwijgende en koppige moeder, haar zeldzame woorden blijven naklinken.
Tamar van den Dop (1970) studeerde in 1993 af aan de Toneelacademie van Maastricht. Ze was haar loopbaan al vroeg begonnen met een bijrol in OP HOOP VAN ZEGEN (Guido Pieters, 1986), vijf jaar later vertolkte ze de vrouwelijke hoofdrol in DE PROVINCIE (Jan Bosdriesz, 1991), waarvoor ze bekroond werd met een Gouden Kalf. Landelijke bekendheid kreeg ze door haar dragende rol in de tv-serie ZWARTE SNEEUW(1996). Over haar rol als juffrouw Te George in KARAKTER straks meer. Tamar van den Dop is ook filmmaakster, ze maakte een videodagboek van haar ervaringen als hoofdrolspeelster bij de opnamen van DE OMWEG (Frouke Fokkema, 2000) en presenteerde op het International Film Festival Rotterdam in 2002 de wereldpremière van haar korte film LOT, een visueel gedicht over vier generaties vrouwen. Tamar van den Dop is verbonden aan toneelgroep Het Groote Hoofd.
KARAKTER kan verder bogen op een cast van gerenommeerde acteurs, veelal afkomstig uit de theaterwereld. Zelfs de kleinste bijrol is ingevuld door klinkende namen, zoals Frans Vorstman, Bernhard Droog, Johan Ooms, Lou Landré, Wim van der Grijn, Jaap Spijkers en Mark Rietman.
Er bestaan helaas nog weinig studies over het acteren in films. Het boek van James Naremore, Acting in the cinema(1988) is nog steeds een pionierswerk. Het is typerend voor de Nederlandse filmproductie dat de meeste acteurs in KARAKTER verbonden zijn aan toneelgezelschappen. Het zou interessant zijn een vergelijkende studie te maken van acteren in film en acteren in theater, maar dat valt buiten het perspectief van dit artikel.
KARAKTER (1997) is gebaseerd op de roman van Bordewijk, die eerder werd bewerkt tot een televisiedrama. Hetzelfde verhaal wordt op verschillende manieren vormgegeven, de gemaakte keuzes verschillen sterk. Hierna volgt een aanzet tot vergelijking van de drie versies, met aan het slot mijn lofzang op de filmversie die te kenschetsen is als een ongewoon subtiel en melancholiek liefdesverhaal, gesitueerd in de harde zakenwereld van een advocatenkantoor.
De romanschrijver
Bordewijk (1884 – 1965) kende de advocatuur van binnenuit. Hij werd als juniorpartner aangenomen op een advocatenkantoor in Rotterdam, waar hij zes jaar werkte. In 1919 vestigde hij zich als zelfstandig advocaat in het naburig Schiedam. In de roman KARAKTER klinken zijn beroepservaringen door, hij liet zich met name inspireren door zijn Rotterdamse periode.
In 1928 verscheen de novelle ‘Dreverhave en Katadreuffe’ in feuilletonvorm in het liberale weekblad “De vrijheid”. De novelle is te beschouwen als een voorstudie van de roman Karakter. Een variatie op het thema van vader en zoon keerde ook terug in de novelle ‘De man in de hoek’, waarin een rijke zakenman tijdens een toevallige tramrit zijn bastaardzoon herkent. De jongen wil echter niets meer met hem te maken hebben.
Bordewijk is binnen de Nederlandse literatuurgeschiedenis het meest bekend als een modernistisch schrijver, een van de weinige vertegenwoordigers van de Nieuwe Zakelijkheid, met als kenmerken een afgemeten taal, korte zinnen met een staccatoritme. Het meest bekende werk van hem zijn drie korte romans: ‘Blokken. De mislukking van een heilstaat’ (1931), ‘Knorrende Beesten. De roman van een parkeerseizoen’ (1933) en ‘Bint. Roman van een zender’(1934). Vooral dit portret van een autoritaire leraar was lange tijd een klassieker van de literatuurlessen op de middelbare school. De typering van modernistisch auteur geeft echter een onvolledig beeld van een meer veelzijdig en complexe creatieve geest. Zo is Bordewijk een van de weinige Nederlandse schrijvers die het genre van de fantastische vertelling beoefend heeft.
‘Karakter. Roman van zoon en vader’ schreef Bordewijk in de zomer 1937, tijdens een vakantie met zijn gezin (hij is dan 53 jaar). Vanaf januari 1938 verscheen een voorpublicatie in zes delen in het prestigieuze literaire tijdschrift De Gids. In september 1938 kwam de roman in boekvorm uit en werd goed verkocht: in ruim twee jaar tijd was men al toe aan de zesde druk. Een jaar na de dood van Bordewijk in 1965 verscheen de Engelse vertaling bij uitgeverij Peter Owen Ltd, in opdracht van de Raad van Europa.
Een aardig detail is dat Bordewijk zich in zijn roman Karakter indirect doet kennen als filmliefhebber, met een voorkeur voor Sovjetfilms, ondanks hun revolutionaire propaganda. Jacob Katadreuffe bezoekt met zijn vriend Jan Maan en moeder Jacoba dikwijls ‘Caledonia’, de filmclub van de Nederlandse Communistische Partij. Bordewijk laat zijn personages kijken naar diverse Russische films uit de jaren dertig zoals THE ROAD TO LIFE (Nikolai Ekk, 1931), THREE SONGS OF LENIN (Dziga Vertov, 1934) of de zwijgende film BED AND SOFA (Abram Room, 1927) en laat ze met name onder de indruk komen van de zwijgende films van Eisenstein: “De films van Eisenstein sleepten hen mee, geen hunner had ooit iets zo machtigs gezien. DE GENERALE LIJN was eenvoudig subliem. (-) Zij werden opgenomen, zij gingen onder, zij werden verpulverd door een ritme dat in de films klopte als een bloedsomloop. (-) Ook zagen zij Dzigans MATROZEN VAN KRONSTADT en dat was eveneens respectabel, en verrukkelijk van fotografie, want nu kenden de Russen ook de techniek in de finesses. Toch bezat deze film niet de veroverende aandrift der oudere meesterwerken van Eisenstein, en daar kwam, voor háár hoogst hinderlijk, weer een dunne vrouwenstem in het Russisch van achter het doek preken en veel van het effect bederven”. (Karakter, p. 218, 38edruk, 2000).
De roman
De roman Karakter vertelt het verhaal chronologisch, vanaf de geboorte van Jacob Katadreuffe (te situeren rond 1903) tot zijn intrede in de advocatuur (te situeren rond 1931). De datering kan gereconstrueerd worden omdat in de roman verwezen wordt naar “een politieke gebeurtenis in het buitenland” (blz 119, 38edruk, 2000), waarmee de veroordeling van Sacco & Vanzetti in 1927 bedoeld wordt.
Jakob Katadreuffe groeit op onder de hoede van zijn moeder Jakoba, een vrouw met onkreukbare principes, stug, nors en stroef. Haar karakter lijkt bijzonder veel op het karakter van de man die ze afwijst: Dreverhaven, de vader van haar zoon. Dreverhaven is hardvochtig en meedogenloos, zijn karakter heeft daarnaast een sadistisch trekje en een onbedwingbare neiging tot zelfvernietiging. Jakob heeft begrijpelijk genoeg de drang radicaal los te komen van zijn ouders en van zijn afkomst. In moderne termen gezegd is hij een kansarme jongere die zich weigert neer te leggen bij een toekomst als arbeider in een fabriek. Zijn eerste poging zich omhoog te werken heeft geen succes: als sigarenhandelaar mislukt hij totaal. Dan mikt hij hoger: geen kleine zelfstandige wil hij worden, hij wil partner in advocatenkantoor zijn, een heer van stand worden, een maatschappelijke positie met aanzien verwerven. De opleiding van Katadreuffe kent drie opeenvolgende stappen: het staatsexamen, het kandidaats en de verwerving van de titel van meester in de rechten.
De karaktervorming van Jakob Katadreuffe staat helemaal in het teken van maniakale zelftucht, een extreme vorm van plichtsbetrachting en discipline. Hij negeert ziekte en liefde, klampt zich vast aan een methodische wijze van werken en studeren. Hij weigert daarbij hardnekkig elke vorm van hulp of geschenken. Zijn karakter schommelt tussen hoogmoed en onmacht. Hij slaagt in zijn ambitie, maar hij streeft zichzelf voorbij: zijn maatschappelijk succes is gebaseerd op een te ver doorgedreven zelftucht die de vorm van zelfverminking aanneemt.
Het verhaal in de roman wordt verteld door een alwetende verteller, die grote hiaten in het verhaal laat vallen. Bordewijk weeft een muziek ritme van vertragingen en versnellingen, van enkele flashbacks en van vooruitwijzingen. Opvallend zijn de dialogen, met korte en krachtige zinnen, en de bijna filmische omgevingsbeschrijvingen, met veel aandacht voor de beschrijving van de lichtinval.
De alleswetende verteller moraliseert en interpreteert de handeling en de karakters. De Nederlandse literatuur kent een traditie van naturalistische romans waarin eveneens een alleswetende verteller het verhaal rangschikt, zoals EEN LIEFDE (Lodewijk van Deyssel, nog niet verfilmd), VAN DE KOELE MEREN DES DOODS (Frederik van Eeden, verfilmd door Nouchka van Brakel) of ELINE VERE (Louis Couperus, verfilmd door Harry Kümel). De handeling en de karakters in deze romans zijn doordrenkt van een onomkeerbare noodlotsgedachte, die voortkomt uit erfelijke bepaaldheid. Het zijn overigens allemaal psychologisch gedetailleerde vrouwenportretten, de karaktertekening van een man gebeurde in de ondergewaardeerd gebleven roman TOBIAS EN DE DOOD (Van Oudshoorn). De roman Karakter heeft een moderner taalgebruik, maar staat met beide benen in de naturalistische traditie.
De roman Karakter heeft meerdere lagen: het is ten eerste een verhaal over de ontwikkeling van een persoonlijkheid, ten tweede een verslag van een conflict, “een roman van zoon en vader” zoals de ondertitel luidt, maar het is ten derde ook een liefdesgeschiedenis, een romance die in de knop gebroken wordt, en ten vierde is het een sfeerschets van de jaren twintig, een periode van armoede en economische crisis.
Het televisiedrama
In 1971 werd van de roman Karakter een Nederlandse tv-bewerking gemaakt door Walter van der Kamp (een miniserie van totaal 207 minuten). Hij kiest voor een beperking tot het volwassen leven van Katadreuffe en hij kiest voor opnamen die geheel in de studio werden opgenomen. Van der Kamp toont minutieus het psychologisch gevecht tussen de personages in een uitgekiende choreografie van camerastandpunten, als een soort Kammerspiel waarin de historische setting grotendeels buiten beeld blijft. Er is geen poging gedaan om tot een realistische reconstructie van de jaren dertig te komen. De effectiviteit van deze bewust kale enscenering steunt dus vooral op de suggestie die geleverd moet worden door de acteurs. De cast bestaat uit toneelgiganten als Ko van Dijk (Dreverhaven) en Andrea Domburg (Jakoba Katadreuffe). De tv-bewerking kent overigens ook een andere afloop dan de roman: de vadermoord vindt niet plaats, aan het eind staat Dreverhaven treurend bij het graf van Jakoba.
Het is jammer dat de uitzending van de tv-versie van KARAKTER in de afgelopen jaren niet werd herhaald.
Filmcritica Annemiek Hendriks zag de tv-versie in 1997 en was enthousiast: “Walter van der Kamp verbeeldt alleen het meest noodzakelijke. Hij maakt van de beperkingen van de televisiestudio in 1971 een deugd. Zijn Dreverhaven hoeft niet dood, er vloeit zelfs geen druppel bloed. Aan het slot van zijn Karakter rijden we niet met de camera door een spectaculair interieur van een havenloods. Maar Van der Kamp kiest zijn ontknoping wel degelijk filmisch: een beeldmontage op psychologisch niveau. (-) Het tv-spel Karakter uit 1971 boeit nog steeds. Het is tijdloos en heeft door zijn eenvoud grote emotionele kracht.“ (Annemieke Hendriks, in De Groene Amsterdammer, 9- 4- 1997).
Vergelijking tussen roman en speelfilm
De speelfilm is niet opgezet als een getrouwe boekverfilming. In het scenario is een kaderverhaal toegevoegd en het eind is veranderd. Van Diem in een interview op de set: “Wat me in het boek aanspreekt, is de manier waarop de hoofdrolspelers met elkaar communiceren, of eigenlijk niet communiceren, hoe ze ten onder gaan aan hun onvermogen om emoties te tonen. Het is een verhaal van iemand die aan zijn afkomst wil ontsnappen, die probeert om zich aan zijn ouders te ontworstelen. Het is een strijd die we volgens mij allemaal voeren.” De Filmkrant 169, juli/aug. 1996, p. 10.
De eerste beelden voor de titels zijn gemaakt vanuit het perspectief van de zoon, een snel en nerveus bewegende camera drukt de geagiteerde stemming uit van de zoon, die een laatste keer naar het kantoor van zijn vader Dreverhaven klimt om hem eens en vooral te loochenen. De scène eindigt dat de zoon in woede zijn vader aanvliegt met een zweefsprong over diens bureau. Er volgt een fade-out. De toeschouwer blijft achter met de suspense-vraag: wat is hier gebeurd? Er volgt een tijdsprong: de bloedende Katadreuffe zit in een politiecel, hij wordt verdacht van de moord op Dreverhaven. De film vertelt vervolgens het levensverhaal van Katadreuffe als een grote flashback, een klassieke handgreep om de spanning vast te houden. Formeel gezien bestaat de grote flash-back uit gedachtenbeelden van Katadreuffe, in werkelijkheid zijn het natuurlijk filmscènes die gearrangeerd zijn door een efficiënte en effectvolle verteller. Aan het eind van de flash-back wordt de beginscène herhaald, exact dezelfde handeling, maar dit keer gezien vanuit het perspectief van Dreverhaven. De camera toont hem nu niet meer als een onpersoonlijk silhouet, maar als een vermoeide oude man.
De roman bewaart deze confrontatiescène voor het laatste hoofdstuk (na deze passage volgt slechts nog een slappe epiloog van enkele bladzijden). Het is de climax van het verhaal: “Dreverhaven was achter zijn bureau gaan staan. Zijn vuisten met het grijze haar steunden op het blad, het volle gewicht van zijn zware bovenlijf drukte op zijn vuisten, ze kregen een lomp vlechtwerk van aderen. Hij leek een als mens verkleed monster, een vergrijsde gorilla. Zijn mond opende zich als om een gebrul uit te stoten… en evenwel… en evenwel: ‘Of méégewerkt’zei hij langzaam, èn duidelijk, èn schor, maar zacht. En het klonk zo geheimzinnig, deze mens werd op slag een raadsel.” (blz 244, 38edruk, 2000).
De roman maakt duidelijk hoe schokkend het is voor de zoon om dit van liefde getuigende antwoord van zijn gehate vader te horen. In de film beent de zoon het beeld uit en keert dan op zijn schreden terug om zijn vader aan te vliegen. Een uiting van woede die enige inleving van de filmkijker vergt. De situatie is in beide versies hetzelfde: de zoon komt het mes teruggeven, met het idee dat hij daarmee aantoont boven zijn vader te staan, los te zijn gekomen van woede en wraak, hij is volwassen geworden denkt hij. Dat blijkt niet zo te zijn: de zoon staat minder sterk in zijn schoenen dan hij zelf dacht, hij is door een kleine repliek meteen van slag.
De film KARAKTER kent een gruwelijker (en sterkere) afronding dan de roman. Pas in de allerlaatste beelden wordt duidelijk wat er met Dreverhaven gebeurd is: hij heeft zich te pletter gegooid vanaf de hoogste verdieping van zijn huis. De roman schept een sfeer van doem en dood, die niet ingelost wordt. De film is in dramaturgisch opzicht consequenter.
Zowel in film als roman heeft Dreverhaven een symbolische lading als verpersoonlijking van het kwaad. Hij is een soort koning van de onderwereld, naast eigenaar van een aantal woonpanden en een bank van lening ook de vertegenwoordiger van de rechtbank. Hij kenmerkt zich door de foute combinatie van bezitsdrang en machtsmisbruik. Een negatieve kracht die zoals al gezegd ook zelfdestructieve kanten blijkt te hebben. De bankschuld en het dreigend faillissement van Katadreuffe is een treffende beeldspraak voor de erfelijke last waar Katadreuffe zich aan moet ontworstelen. In de speelfilm is dit gevecht letterlijk verbeeld. De acteurs noemden dit met gepaste ironie hun ‘vrijscène’. Katadreuffe vliegt Dreverhaven aan, vader en zoon takelen elkaar tot bloedens toe, uit onmacht om hun genegenheid uit te spreken. De volwassenwording behelst voor Katadreuffe een uitputtende demonenbestrijding. De scène toont de ontlading van een drukkende atmosfeer, zoals het onweer dat in de film steeds opklinkt zodra Dreverhaven in beeld is.
De omslag van Katadreuffes levensverhaal vormt in zowel roman als film de scène dat hij vijf glimmende koperen naamborden naast de deur van het advocatenkantoor ziet hangen. In een visioen ziet hij zijn eigen naambord schitteren in de felle zon. De recensie in het dagblad Trouw opent met de beschrijving van deze omslag: “De plotselinge lichtheid doet bijna pijn aan de ogen. Het is een overgang die niemand kan ontgaan: Katadreuffes eerste stappen in een nieuwe wereld. Voor het eerst in zijn leven verlaat hij de grauwe arbeidersbuurt waar hij is opgegroeid en betreedt hij het hart van de stad, waar niet alleen andere mensen lopen maar waar ook de zon anders schijnt. De Rotterdamse Boompjes op een zomerse middag in de jaren twintig: heren met zwarte pakken en hoeden lopen te paraderen onder de bomen, chique auto’s reutelen voorbij. Het is alsof Katadreuffe van een bedompt Aardappeleters-interieur in een vrolijk straattafereel van Renoir stapt. Het is alsof de film zegt: nu begint het verhaal pas echt.” (Mark Duursma, Trouw 17-4-1997).
De film neemt meer tijd voor de aanloop naar deze wending dan de roman. De eerste dertig minuten van de film toont de prille jeugdjaren van Katadreuffe, de tweede dertig minuten toont de gebeurtenissen van zijn eerste faillissement. Pas na een uur, op de helft van de film volgt de omslag naar de start van een carrière.
De film hanteert de flashback structuur, terwijl Bordewijk de gebeurtenissen in chronologische volgorde vertelt, maar de schrijver rekt en comprimeert wel de tijd en gebruikt veel vooruitwijzingen om de spanning erin te houden. In de roman gaat het verhaal in grote sprongen van start. De jeugd van Katadreuffe beslaat drie hoofdstukken, zijn eerste faillissement vier hoofdstukken, zijn eerste jaar bij het kantoor Stroomkoning wordt meer uitvoerig vertelt in vijf hoofdstukken, daarna is het podium vrij voor de strijd tussen zoon en vader in de resterende zestien hoofdstukken. Eens te meer is dit een illustratie van het grote verschil tussen ‘telling’ en ‘showing’.
In een artikel in Skrien stelt Jacq Vogelaar dat de roman zich goed leent voor verfilming en dat regisseur Mike van Diem met zijn film een eigentijds commentaar levert op het boek: “Bordewijk heeft de ontwikkeling van een karakter willen laten zien, en dat kan alleen stapsgewijs en met veel, heel veel details. (-) …ook in de roman hebben de personages vrijwel geen innerlijk leven – ze geven gehoor aan drijfveren; juist dit feit, dat alles in het boek van uiterlijkheden aan elkaar hangt, maakt het zo geschikt voor film: het innerlijk zit in de uiterlijke overdrijving, immers: karakter moet je tónen. (-) …achter de nieuwzakelijke façade van Bordewijks roman diept Van Diem een romantisch-groteske, oftewel expressionistische, gevoelswereld op waarin ras, bloedverwantschap en andere irrationele drijfveren een duistere rol spelen.” (Skrien 214, juni/ juli 1997, p. 46- 47)
Niet iedereen is echter positief over de boekverfilming. August Hans den Boef publiceert in het dagblad Trouwvan 23 april 1997 zijn bezwaren tegen de aanpak van de filmbewerking, met als conclusie: “Van Diem heeft de strekking van Karakter niet begrepen of willen begrijpen”.
Het liefdesverhaal
Het liefdesverhaal tussen Katadreuffe en juffrouw Te George begint bij hun eerste ontmoeting, op de trap van het advocatenkantoor. In de roman staat het als volgt beschreven: “Een lang tenger meisje ging hem voorbij. Er was op de trap ruimte in overvloed. Toch bleef hij even staan. Juffrouw Te George ging langs hem, en zag hem vluchtig aan. Onder haar arm droeg ze een blocnote, iets dromerigs en iets glimlachends lag op haar trekken, de vrije hand speelde afwezig met een zilveren potlood.” (blz 43, 38edruk, 2000).
Enige tijd later loopt juffrouw Te George mee met Katadreuffe naar zijn zolderkamer. In de film opent ze (symbolisch genoeg) een dakluik dat nog nooit eerder open is geweest: ze zet letterlijk en figuurlijk een raam open naar ongekende vergezichten. In een prachtig zacht avondlicht staat ze op het platte dak. Dit beeld keert later in de film nog een keer terug als melancholiek herinneringsbeeld. Katadreuffe is geobsedeerd door zijn drang vooruit te komen, hij heeft geen aandacht voor de onuitgesproken, maar zeer voelbare liefde die hem ten deel is gevallen. In de roman komt zijn angst voor seksualiteit expliciet aan de orde, in de film blijft dit impliciet (wel is elke vorm van erotiek opvallend afwezig).
Katadreuffe voelt wel jaloezie als hij juffrouw Te George bij toeval op het strand aantreft met een andere man. Ze is gekleed in een oogverblindende witte jurk en ziet er stralend uit, maar hij onderdrukt zijn gevoelens. De romance loopt stuk op zijn blinde ambitie en zijn onvermogen lief te hebben. Dit beseft juffrouw Te George met pijnlijke helderheid tijdens de surprise party die ze voor hem in het kantoor georganiseerd heeft, om te vieren dat hij geslaagd is voor zijn examen. Even lijkt het alsof hij daar hun wederzijdse aantrekkingskracht zal erkennen, maar in zijn dankwoord heeft hij het alleen over zijn carrièreperspectieven.
Regisseur Mike van Diem ziet dit als een sleutelscène: ”Bij de eerste viewing bleek het ontroerendste filmmoment voor mezelf Katadreuffes speech over het belang van vooruitkomen in de wereld, waarbij hij de liefdeswens van juffrouw Te George volstrekt negeert. Dat wordt gedemonstreerd door de camera die letterlijk langs zijn gepraat heengaat en door gaat naar haar. Een ultiem moment van niet-zeggen, waar je aan Tamar van den Dop ziet dat ze innerlijk kapot gaat terwijl ze blijft glimlachen. Bij tests voor de rol was dát het grote punt: toch gerenommeerde actrices bleken dat niet te kunnen spelen. Tamar was de enige.” (Vrij Nederland, 12-4-97).
Daarna volgt slechts melancholie. Bij het afscheid in de gang is zij de enige die terdege beseft wat er gebeurd is, dat besef komt bij hem pas later. De bijbehorende scène is een prachtig breekbaar moment: Katadreuffe wandelt met zijn moeder in het park en komt juffrouw Te George tegen, met een kinderwagen. Ze is getrouwd. Zijn moeder wrijft het hem nog eens in: “dan ben je een grote ezel geweest, Jacob”. In de roman wordt de draad van het liefdesverhaal als volgt afgerond: “Wanneer hij dacht aan Lorna te George was het in de stemming van zachte rijpe weemoed, van die verrukkelijke rinse weemoed van hun laatste gesprek.” (blz. 236, 38edruk, 2000).
Advocaat De Gankelaar is zijn mentor, met een bijklank van een eveneens genegeerde minnaar. Hij merkt dat Jakob Katadreuffe te kleingeestig is om geschenken aan te nemen, hun werkrelatie eindigt in de film met een woedeuitval van De Gankelaar. Hij schreeuwt harde en ware woorden dwars door de hal van het gerechtshof heen: “Van wie heb je dat toch? Die zinloze zelfkwelling? Wie heeft je dat geleerd? Mensen die geen geschenken kunnen aannemen, zijn mensen die zelf niets te geven hebben Niks!”.
Wij weten wie hem deze kwalijke karaktertrek aangeleerd heeft: de stugge moeder. KARAKTER is naast “een roman van zoon en vader” net zo goed of zelfs nog sterker het verhaal over moeder en zoon.
Bijlage
Nederlandse recensies van Karakter (1997) & interviews met regisseur Mike van Diem (in 1997):
-
Scheldwacht, Ricci, ‘Mooi licht’, in: HP/ de Tijd 18-4-1997, p. 7.
-
Barkman, Bas, ‘Het karakter van Jan Decleir’ (interview), in: HP/de Tijd18-4-1997, p. 67-70.
-
Beerekamp, Hans, ‘Deurwaarder in een universeel inferno. Donder en bliksem ontdoen Mike van Diems Bordewijk-verfilming van betovering’. in: NRC/Handelsblad16-4-1997.
-
Berge, Henk ten, ‘Een sterk “Karakter”. Mooie beelden en boeiende rollen’, in: de Telegraaf17-4-1997.
-
Blom, Onno, ‘Mike van Diem veranderde slot van roman Bordewijk ingrijpend (interview)’ in Trouw, 12 april 1997. URL: https://www.trouw.nl/home/mike-van-diem-verandert-slot-van-roman-bordewijk-ingrijpend~a906080d/
-
Duursma, Mark, ‘Knap gemaakt drama naar Bordewijk’, in: Trouw 17-4-1997.
-
Boef, August Hans den, ‘Karakter: aardige film, maar geen verfilming’, in: Trouw, 23 april 1997. URL: https://www.trouw.nl/home/-karakter-aardige-film-maar-geen-verfilming~a6fedfb6/
-
Duursma, Mark, ‘Mike van Diem. Alleen het verhaaltje vertellen, verder niets’, in: de Filmkrant, nr. 177 (april 1997), blz. 6.
-
Ekker, Jan Pieter, ‘Karakter. Groter dan het leven zelf’, in: de Filmkrant 169 (juli/aug 1996), blz. 10.
-
Eyck, Jaap van, ‘Mike van Diem filmt een “Karakter” met kloten’, in: Vpro-gids5-4-1997, p. 8-9.
-
Hendriks, Annemieke, “Je doet maar”, in: de Groene Amsterdammer, 9-4-1997.
-
Hermans, Pit, ‘Geslaagd speelfilmdebuut. Interview met cameraman Rogier Stoffers, in: Quiddity 18, nr. 8 (april 1997), pp 10-13.
-
Ieperen, Ab van, ‘Mike van Diem maakte zijn film te vuur en te zwaard’, in: Vrij Nederland12-4-1997, p 68-69.
-
Linthorst, Gerdin, ‘Over de verfilming van Karakter’, in: Ons Erfdeel 40, nr. 4 (sept-okt 1997), p.607-608. URL: http://www.dbnl.org/tekst/_ons003199701_01/_ons003199701_01_0129.php
-
Kam, Rob de, ‘De prijs van blinde ambitie’, in: Nieuwsblad van het Noorden16-4-1997.
-
Lierop, Pieter van, ‘Grandioos debuut Mike van Diem. Imponerende verfilming Bordewijks Karakter’, in: Utrechts Nieuwsblad, 16-4-1997.
-
Moorman, Mark, ‘Vader en zoon en een kwestie van karakter’, in: het Parool, 16-4-1997.
-
Sartor, Freddy, ‘Karakter. Vader en zoon’ in: Film en Televisie 18, nr. 471 (april 1997), pp. 30-31.
-
Scheers, Rob van, ‘Karakter, de film: gewaagd experiment’, in: Elsevier, 12-4-1997, p 95.
-
Stam, Huib, ‘Bordewijks Karakter verrassend en creatief herverteld’, in: de Volkskrant17-4-1997.
-
Vogelaar, Jacques, ‘Karakter. De roman gelezen door een film’, in: Skrien 214 (juni/juli 1997) p 45-47.
-
Zagt, Ab, ‘Alles klopt in Karakter’, in: Algemeen Dagblad, 17-4-1997.
Diverse internationale recensies van Karakter (1997) zijn te vinden op het internet:
-
imdb.com(Internet Movie Database)
-
mrqe.com(Movie Review Query Engine)
-
rottentomatoes
Zie ook: Bosma, Peter, ‘Character (Karakter, 1997)’, in: Mathijs, Ernest (ed.), The cinema of the Low Countries, London/New York: Wall Flower Press, 2004, blz. 223-230.
Toegift: Filmecho’s in KARAKTER (1997)
In KARAKTER (1997) klinken veel filmecho’s door. De figuur van Dreverhaven heeft met zijn zwijgzaamheid, wijde jas en zwarte hoed de dreiging van een westernfiguur zoals Clint Eastwood gekregen. De ontruiming tijdens een volksopstand krijgt de allure van een shoot-out. Daarnaast is er een glimp van het Duits Expressionisme te zien: Dreverhaven troont in zijn kantoor hoog in een pakhuis als een god van de onderwereld, een duivel/Moloch in zijn zelfgeschapen hel.
De arrestatie van Katadreuffe en het verhoor in de kelder heeft een hoog Gestapo-gehalte, de Nederlandse politie gedraagt zich als brute fascisten in een oorlogsfilm.
De herenkleding is consequent zwart gehouden. Dit versterkt de associatie met een film als KAFKA (Soderbergh, 1991). En de straatscènes in de armoedige huurkazernes doen denken aan andere Nederlandse speelfilms die zich afspelen in het proletarische milieu in het Interbellum, zoals ROOIE SIEN (Frans Weisz, 1975) of CISKE DE RAT (Guido Pieters, 1984) of een film als KEETJE TIPPEL (Paul Verhoeven, 1975) die zich eind 19eeeuw afspeelt.
Van Diem heeft deze filmecho’s bewust ingevoegd: “… er lopen veel genres door elkaar heen in de film. De rechtbankscènes hebben wel wat van een parodie op Pleidooi, die heb ik op een televisie-achtige manier met heel veel verschillende shots gedraaid. Maar er zitten ook thriller- en zelfs western-elementen in. Zoals Dreverhaven op het bordes van zijn huis staat, met het volk om hem heen, dat is puur John Wayne die als sheriff de dorpelingen toespreekt.” (Mike van Diem in de Vpro-gids, 5-4-1997, p. 9).
Secundaire literatuur over de roman Karakter
-
Lukkenaer, Pim, ‘Karakter als zelfverminking’ in: Bzzlletin, 10, nr. 96, pp 38-43.
-
Vugs, Reinold, Bordewijk. Een biografie. Baarn: uitgeverij De Prom, 1995.