Copyright Featured Image and Page Header Image: Producoes Antonio Lopes Ribeiro.
ANIKI-BÓBÓ is een vertederende komedie over een stel schoolkinderen in het zonnig en zomers Porto.
Alles is voor hen een avontuur: langs de spoorbaan lopen, meezingen met een straatzanger, zwemmen in de haven, stout zijn in de klas, en … meisjes.
De glimlach van vertedering heeft een goed bedoelde moralistische bijklank: ook de kinderwereld kan hard zijn. Het gedrag van de kinderen lijkt een metafoor voor de wereld van de volwassenen. De film toont het imponeergedrag van twee jongetjes die verliefd zijn op hetzelfde meisje, Terezinha. De stoere Eduardinho lijkt te winnen, maar de schuchtere Carlitos laat zich niet kennen. Om de gunst van het meisje te winnen steelt de schuchtere jongen een pop uit etalage van de winkel. Hoe moet dit aflopen? De gevaarlijke spoorbaan die we aan het begin van de film zagen zorgt voor extra drama.
ANIKI-BÓBÓ speelt zich af in de geboortestad van regisseur De Oliveira (die zich toen nog Manuel liet noemen). Hij situeerde zijn verhaal in een eigentijdse setting, de actualiteit van de jaren veertig. Maar voor ons is de film gesitueerd in de goede oude tijd waarin jongetjes korte broeken droegen en met katapulten kattenkwaad uitvoerden, zowel in de klas als op straat. De Oliveira toont het leven in een volkswijk als een kleine wereld met een dorpse sfeer, bevolkt door de strenge meester, de koddige winkelier en de komische politieagent.
De beroemde ijzeren spoorwegbrug van ingenieur Eifel is alleen terloops in een hoek van het beeld te zien. Dit herkenningspunt hoort bij de wereld van rijkdom en reizen, zaken die ver weg liggen voor de armoedige bewoners van de havenwijk. De werkelijkheid buiten de straten van de wijk komt niet in zicht. De film bevat geen enkele verwijzing naar de oorlog of andere actuele maatschappelijke context.
Context
Het scenario van ANIKI-BÓBÓ is geïnspireerd op het verhalend gedicht “Meninos millionarios” (miljonairs kinderen) van Rodrigues de Freitas. De dichter woonde ook in Porto en toonde betrokkenheid bij het leven van de kinderen uit de arme wijken. De titel verwijst naar een aftelrijmpje. Er is nu overigens ook een nachtclub in Porto die zo heet.
Volgens de gewoonte van de tijd is de film zwaar georchestreerd (muziek van Jaime Silva Jr.). Als bijzonderheid kan gelden dat De Oliveira zichtbaar geïnspireerd moet zijn door Chaplin en andere filmkomieken. De winkelier heeft een sterke overeenkomst met Buster Keaton.
ANIKI-BÓBÓ lijkt welhaast een voorloper van het Italiaans Neo-realisme, waarin ook diverse films tot stand kwamen met aandacht voor kinderen uit het stedelijk proletariaat, zoals SCIUSCIÀ (Schoenpoetsertjes, 1946) of LADRI DI BICICLETTE (Fietsendieven, 1948), beiden geregisseerd door Vittorio De Sica die ook gebruik maakte van amateur-acteurs, veel buitenopnames en een beweeglijke camera. Het is echter onwaarschijnlijk dat er van invloed sprake is geweest.
In een miniatuurversie gaat ANIKI BOBO over volwassen morele kwesties zoals de dunne scheiding tussen goed en kwaad. De film toont op een milde manier kinderen die een hard leven leiden en zelf ook geen lieverdjes zijn. In het jaar van ontstaan had deze mate van realisme schokkend kunnen zijn, toch waren er geen problemen met de censuur van het Salazar-regime. De film was wel een commerciële flop en het duurde vele jaren voordat Oliveira opnieuw een film kon maken.
De regisseur
ANIKI-BÓBÓ is een a-typische start van het oeuvre van een spraakmakende cineast. De Oliveira (1908) verdiende de kost als waterstaatbouwkundig ingenieur. Hij had in de jaren dertig enkele korte documentaires gemaakt, onder andere over het dagelijks leven van de arbeiders aan de oever van de Douro (DOURO, FAINA FLUVIAL; Harde arbeid aan de Douro).
Een erfenis stelde hem in 1941 in staat om zijn speelfilmdebuut te financieren. Later groeide hij uit tot één van de meest gerespecteerde filmmakers van Portugal. In zijn film PORTO DA MINHA INFÂNCIA (2001) kijkt hij terug op zijn jeugdjaren en zijn filmdebuut. Het blijkt dat ANIKI BOBO een autobiografisch element heeft: hij vereerde op prille leeftijd zijn nichtje, de ervaring van hun eerste onschuldige kus verwerkte hij tot een aandoenlijke nachtelijke dakscène in de film.
Manoel de Oliveira kan met recht een laatbloeier genoemd worden, zijn creatieve krachten werden pas echt ontketend toen hij ruim de veertig was gepasseerd. Hij geniet nu een wereldfaam, met een consequente, persoonlijke stijl schiep hij een oeuvre van uiterst verfijnde films. Vaak baseert hij zich op een toneelstuk of roman, altijd geeft hij aandacht aan elk gebaar en elke frasering.
Zijn uitzonderlijk talent werd vroeg in de jaren tachtig gesignaleerd door Huub Bals, die films van Oliveira vertoonde op het Rotterdams Filmfestival en ook distribueerde in Nederland (te beginnen met het kostuumdrama FRANCESCA). Het Nederlands Filmmuseum zette de traditie voort en bracht vrijwel elke Oliveira-film in distributie. In 1996 organiseerde de Vereniging van Brabantse Filmtheaters een retrospectief, ANIKI BOBO werd toen in de catalogus van het Nederlands Filmmuseum opgenomen. In november 2018 werd de film vertoond in de klassiekerreeks van Filmtheater Luxor in Zutphen (met een mooie kopie van Film Sans Frontières, Parijs).
Manoel de Oliveira over deze film:
“Door eenvoudigweg een verhaal te vertellen had ik de pretentie bij kinderen de problemen van grote mensen te laten zien, problemen die nog in het embryonale stadium verkeren. Om opvattingen over goed en kwaad, haat en liefde, vriendschap en ondankbaarheid tegenover elkaar te zetten. Ik heb geprobeerd de angst voor de nacht en voor het onbekende te suggereren, de aantrekkingskracht van het leven dat in alles rondom ons trilt, in tegenstelling tot hetgeen gesloten is, ingeperkt door muren, door macht of door conventies.”
Credits
Portugal, 1942, 70 min., zw/w. Regie: Manuel de Oliveira. Scenario: Manoel de Oliveira, gebaseerd op Meninos Milionarios van Rodrigues de Freitas. Camera: Antonio Mendes. Montage: Vieira de Sousa. Productie: Antonio Lopes Ribeiro. Muziek: Jaime Silva Filho. Met: Nascimento Fernandes, Fernanda Matos.
Geraadpleegde literatuur
-
Prédal, René (1999) ‘Manoel de Oliveira, le texte et l’image’, in: Avant Scène Cinéma, no 478/479 (janvier-février 1999, pp. 3-172).
-
Manoel de Oliveira (2013) Aniki-Bóbó: Enfants dans la ville, Paris: Chandeigne.
-
Randal Johnson (2005) ‘Aniki-Bóbó’. In: The Cinema of Spain and Portugal. Ed. Alberto Mira. London/New York: Wallflower Press, 2005, pp. 40-49.
Internet
-
Randal Johnson (2003) ‘Against the Grain: On the Cinematic Vision of Manoel de Oliveira’. In: Senses of Cinema 28, September-October 2003. URL: http://sensesofcinema.com/2003/feature-articles/de_oliveira/
-
https://makeminecriterion.wordpress.com/2017/01/13/aniki-bobo-manoel-de-oliveira-1942/
-
https://letterboxd.com/film/aniki-bobo/
-
http://www.artcinema.org/IMG/pdf/adc21_23.pdf
-
http://www.transmettrelecinema.com/film/aniki-bobo/#mise-en-scene
-
Francois Stienen in De Filmkrant, januari 1996. URL: https://filmkrant.nl/recensies/aniki-bobo/
Deze tekst is gebaseerd op de inleiding die ik op de film mocht geven in filmtheater Luxor in Zutphen, in 2019.
P.S.
-
City symphonies by de Oliveira on Porto – Labor on the Douro River (1931) and The Artist and the City (1956)
-
Porto was met Rotterdam in 2001 Culturele Hoofdstad van Europa, de Portugees-Nederlandse schrijver Rentes de Carvalho keek bevreemd rond in Porto, de stad van zijn jeugd: “Overal hangen affiches die festiviteiten aankondigen. Maar het kosmopolitische Porto, de huidige culturele hoofdstad van Europa en toekomstige metropool, gaat moeilijk samen met mijn Porto dat niet zozeer uit werkelijkheid bestaat, als wel uit herinneringen, luchtspiegelingen, dromen en illusies, die de tijd niet heeft vernietigd.” Bron: Rentes de Carvalho, in AD Magazine, 16 juni 2001.