Skip to main content
Copyright Featured Image and Page Header Image: Indiana University Press/ Jules et Jim, Les Films du Carosse/Photofest.

Cinefilie als onderzoeksstrategie en levensstijl

 

Christian Keathley (2006) Cinephilia and History – or The Wind in the Trees. Bloomington and Indianapolis: Indiana University Press.

Antoine de Baecque (2003) La cinéphilie – Invention d’un regard, histoire d’une culture 1944-1968. Paris: Librairie Arthème Fayard.

 

Passie

Het boek van Christian Keathley richt zich op de cinefilie als mogelijke strategie van filmgeschiedschrijving. Christian Keathley pleit ten eerste voor een geschiedschrijving van de cinefilie, dus een documentatie en onderzoek van de cinefiele kijkervaring (“The Cinephiliac Moment”), ten tweede pleit hij voor een filmgeschiedschrijving met de cinefiele ervaring als vertrekpunt (“A Cinephiliac History”). Hij mist in de academische filmgeschiedschrijving de passie voor het object van studie. Hij beschrijft zijn pleidooi voor een nieuwe aanpak op een positieve manier, zonder polemiek. Hij pleit met een zekere opgewektheid voor een “irrationele” filmgeschiedschrijving (blz. 130).

Behalve een bevlogen filmliefhebber is Keathley ook een degelijke academicus, hij geeft een goed geordend en goed leesbaar overzicht van zijn voorgangers en medestanders, zonder overdaad aan jargon. Keathley werd sterk geïnspireerd door de publicaties die verschenen naar aanleiding van een Frans congres in 1995: “The Invention of a Culture: A History of Cinephilia”, georganiseerd door Antoine de Baecque en Thierry Frémaux. Van hieruit trekt hij lijnen naar het gedachtegoed van onder andere Roland Barthes (The Pleasure of the Text), Siegfried Kracauer (The Mass Ornament) en Walter Benjamin. Keathley beschouwt de eigentijdse cinefiel graag als een soort flaneur, hij pleit voor een onderzoek van deze afstandelijke en tegelijkertijd betrokken manier van kijken. Hij wil terug naar de verwondering van de eerste filmkijkers die met een tegendraadse blik keken: volgens overlevering waren ze niet zozeer onder de indruk van de handeling op de voorgrond, maar waren ze vooral verbaasd over de bewegende boomblaadjes op de achtergrond.

Het is wel opvallend dat zijn overzicht van voorgangers en medestanders lijkt te stoppen rond 1995. Hij negeert de meest recente bijdragen aan het onderzoek van de cinefilie, zoals bijvoorbeeld de bundel Cinephilia – Movies, Love and Memory (in 2005 gepubliceerd door de Amsterdam University Press). Ook de zichtbare en de mogelijke invloed van de digitalisering op de cinefilie komt bij Keathley nauwelijks aan bod. En het is opvallend dat Keatley vooral oog heeft voor filmerfgoed uit de Hollywood studios. Dit is op zich niet ernstig, maar het was te prijzen geweest als hij ergens deze keuze had weten te motiveren.

De cinefiele anecdote

Keathley sluit zijn boek af met een toegift waarin hij vijf “Cinephiliac Anecdotes” beschrijft. Hiermee bedoelt hij eigenzinnig gekozen fragmenten, een detail dat buitenstaanders niet is opgevallen. Het gaat dus niet om spectaculaire scènes die narratief zijn voorbereid, waar bijvoorbeeld de films van Hitchcock vol mee zitten. Het gaat om een dwarse manier van kijken, cinefilie als levensstijl. Keathley maakt een liefdevolle willekeurige keuze van vijf favoriete films (The Searchers, Bonnie and Clyde, Shadow of a Doubt, Laura, Rebel Without a Cause), die hij bespreekt met steeds een hoogst subjectief gekoesterd moment als uitgangspunt. Deze aanpak werkt aanstekelijk, ik heb in elk geval de neiging meteen een nummer zes toe te voegen: Fat City (John Huston, 1972), met die prachtig simpele openingssequentie waarin Stacy Keach wakker wordt, opstaat en naar de boksschool wandelt.

De bakermat van ‘la cinéphilie’

In twee centrale hoofdstukken geeft Keathley een inleidende bespreking van André Bazin en van de Cahiers du Cinéma in de jaren zestig. Deze teksten vormen een goede opmaat voor het lezen van de drie jaar eerder verschenen bundel essays van Antoine de Baecque. Deze geeft een historisch overzicht van de Franse cinefilie in de jaren vijftig en zestig: een praktijk van tegendraads filmkijken en bespreken, in de vorm van een polemiek rondom het ontdekken van auteurs en genres. Hij zet deze specifieke soort subcultuur in Parijs in een breder maatschappelijk perspectief van groepsvorming en leefstijl, het redactiebeleid van de spraakmakende bladen (onder andere Cahiers du Cinéma, Positif) en de canonvorming door een eigenzinnige programmering (van onder andere de Cinémathèque Française).

De Baecque doet weinig aan expliciete strategievorming of intentieverklaringen, hij demonstreert hoe een ideaal essay over bijvoorbeeld de filmkritieken van André Bazin of François Truffaut er uit kan zien. Hij ontrafelt legendevorming en vult vele witte vlekken op. Soms zijn de feiten ontluisterend, zoals de gelauwerde filmhistoricus George Sadoul die als filmcriticus toch ook een blinde stalinist is geweest. De Baecque kent momenten waarin hij raakt aan een melancholieke mijmering over een voorbije mooie tijd, maar zijn boek biedt in hoofdzaak een kritische analyse van een historische minderheidscultus (“de uitvinding van een manier van kijken, de geschiedenis van een cultuur in de periode 1944-1968”, zoals de ondertitel luidt).

Keatley (2006) en De Baecque (2003) zijn twee boeken om te koesteren, als voorbeeld en als inspiratiebron, voor zowel de filmgeschiedschrijver als voor de filmcriticus. De lat ligt hoog, wie gaat de uitdaging aan?

Christian Keathley (2006) Cinephilia and History – or The Wind in the Trees. Bloomington and Indianapolis: Indiana University Press.
Antoine de Baecque (2003) La cinéphilie – Invention d’un regard, histoire d’une culture 1944-1968 Paris: Librairie Arthème Fayard.
Deze boekbespreking werd gepubliceerd in Skrien (januari 2007)